Selecteer een pagina

Project

Amsterdam Geuzenveld

Schil gebouw

schil gebouw

Project

AMIE’S

De EM7-ontwerpstudies over woning en woonomgeving hebben de inpassing van de individuele woonbehoeften en de mogelijkheid tot verandering als centraal thema. In de studies van Den Haag ZW gaat het om afspraken (aspect ‘groei’) en de architectonische en stedenbouwkundige implicaties. In de Havenstraatstudie gaat het om afspraken voor de gevel en sfeerduidingen voor het binnengebied.

Deze studie stelt vorm en programma ter discussie en in mindere mate wordt een beroep gedaan om een stelsel van afspraken te ontwikkelen. (uitzondering is de verticale begroeiing aan de binnenzijde van het schil-gebouw).

De problematiek handelt voornamelijk over de status van de woonomgeving in een tuinstadgedachte bij middelhoge woonbebouwing. De tuinstad maakt het onderscheid met de binnenstad, het gesloten bouwblok. Als we de tuinstad niet uitsluitend als laagbouw willen uitvoeren zal middelhoge en op sommige plaatsen hoge bebouwing een interessant verschil kunnen uitmaken. (Middel)hoge woonbebouwing is interessant als het uitzicht dat ook is, in combinatie met laagbouw is dat te realiseren. Doch ontstaat er aan weerszijden van deze (hoog)bouw een probleem en dat is de invulling van de buitenruimte, die niet zoals bij laagbouw, met tuinen kan worden opgelost. (tuinen hebben hier veel inkijk via de hoge bebouwing). Bovendien vraagt de harde scheiding tussen het verticale gebouw en het maaiveld om een andere oplossing, een oplossing die niet eenduidig behoeft te zijn, omdat de behoeften van de samenleving dat ook niet zijn.

Grofweg kunnen we de functie van het maaiveld in vier categorieën onderbrengen:

  1. Niet actieve functies met een klein bereik (b.v. de zitplek).
  2. Actieve functies met een klein bereik (b.v. de kleuterplek).
  3. Actieve functies met een groot bereik (b.v. balspelen).
  4. Bijzondere functies (b.v. de hondenuitlaatplek).

De invulling van de categorieën zou niet vastgelegd moeten worden om verandering mogelijk te maken. Wel zal de categorische aanduiding, het bereik en dus de controle moeten worden vastgelegd en gegarandeerd. De invulling moet trouwens ook niet neutraal zijn, omdat het gebouwde op sommige invullingen (uitwassen) geen gepast antwoord heeft. Het gebouw zal aan de functies van de woonomgeving moeten worden aangepast (of andersom) en niet zoals vroeger hiervan gescheiden. Het vandalisme, zichtbaar in de met hekken afgesloten groene buitenruimten, is naar mijn mening een gevolg hiervan. Immers niemand is verantwoordelijk voor deze ruimte. Daarbij komt dat het groen, ingeklemd tussen hoge bebouwing, geen rust en sfeer kan uitstralen; het is als een zwak dier dat door hongerige roofdieren voortdurend wordt aangevallen en uiteindelijk, als er geen bescherming is, wordt gedood en door een ander wordt opgezet om als kijkstuk te dienen. Wij stellen voor deze buitengebieden te verkleinen en ze te enten op de omringende bebouwing. Het verkleinen geschiedt door het maaiveld voor een gedeelte te bebouwen. Deze gebouwen kunnen horizontale of verticale objecten zijn, maar ook in een weefselstructuur van laagbouw zijn uitgevoerd. De keuze van de vorm is min of meer vrij en kan afhankelijk gemaakt worden van situatieve gegevens. De eisen die aan deze bebouwing moeten worden gesteld zijn de volgende:

  1. Sfeer uitstralen.
  2. Functiemenging mogelijk maken en inwisselbare ruimten bevatten. (aspect ‘groei’).
  3. Een groene dimensie bevatten om daarmee de relatie met hemel en aarde te verstevigen en de tuinstadgedachte nieuw leven in te blazen. Daardoor krijgt tevens het collectieve aspect, dat vroeger met deze wijken zo verbonden was, een tweede kans.

Dit type gebouw zouden we een AMIE (Aanvullende, Multi-functionele, Interfererende Eigenheid) kunnen noemen, ‘een VRIENDIN die de gastheer de handen schudt’.

De AMIE’s zijn ontstaan uit de problematiek om de bestaande blokken te handhaven en de relatie met het buitengebied te verbeteren, doch kunnen als ontwerpmiddel ook ingezet worden bij nieuwbouw. De invulling van de ‘gastheer’ zal dan een andere kunnen zijn. Uitgangspunt moet zijn dat het gaat het om een verbondenheid met de plek te kweken en de individuele behoefte, ook als die verandert, te kunnen bevredigen. Een bijkomend voordeel is de verdichting die AMIE’s bewerkstelligen, waardoor economisch profijt kan worden verkregen.

Amie’s
Amie’s
Amie’s